Reflexen: Voorbeelden leer- en ontwikkelingsstoornissen

Aan de hand van enkele reflexen worden voorbeelden van leerstoornissen gegeven.
Moro-reflex

Moro-reflex

MORO1De Moro-reflex is de reflex die negen weken na conceptie bij de foetus in de baarmoeder tevoorschijn komt. Het is de reflex die ons gevoelig maakt voor gevaar: de alarmreflex.

De Moro-reflex is duidelijk te zien bij een pasgeborene wanneer er een plotseling hard geluid wordt gemaakt. De baby neemt dan een snelle inademing en gooit zijn armpjes wijd uiteen. Wanneer de armen dan weer over de borst bijeen komen schreeuwt de baby moord en brand. Op deze manier roept de baby om hulp. Deze reflex zou getransformeerd moeten worden in een volwassen schrikreactie rond 13 weken na de geboorte, waarbij het kind zijn zintuigen gebruikt om de oorzaak van het potentiële gevaar op te sporen en een intelligent besluit te nemen: moet ik hier bang voor zijn of niet? Bij de volwassen schrikreflex zie je een snelle inname van lucht, knipperen met de ogen, optrekken van de schouders en het vaststellen van de oorzaak van de bedreiging. Omdat een pasgeboren baby nog niet zelf kan vaststellen of de bedreiging echt gevaar voor hem oplevert, gaat zijn lichaam direct in de urgentiestaat. Hierbij sturen de hersenen een seintje naar het hormoonsysteem dat er direct adrenaline en cortison afgescheiden moeten worden. Deze twee stoffen zijn eigenlijk bedoeld om infecties en allergieën te bestrijden. Als het kind deze Moro-reflex niet transformeert naar de volwassen schrikreflex, dan zal dit kind telkens een overproductie aan cortison en adrenaline in zijn lichaam rondpompen. Dit zorgt ervoor dat hij na verloop van tijd hypergevoelig wordt in een of meer van de zintuiglijke kanalen. Hij kan dan sterker dan normaal reageren op geluid,lichtprikkels etc. Vaak heeft dit kind last van gemoedschommelingen en kan hij veranderingen en kritiek niet goed verdragen. Het kind kan als hij in een moro reactie schiet geen controle meer uitoefenen over zijn gedrag. Pas als zijn suikers zijn verbrand ,wordt het kind weer aanspreekbaar. Dit “Moro”-kind heeft vaak een lage eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen.

ATNR – Asymmetrische Tonische Nekreflex

ATNR – Asymmetrische Tonische Nekreflex

Een andere reflex dat veel invloed heeft op het goed functioneren van het lichaam is de Asymmetrische Tonische Nekreflex (ATNR). Deze reflex komt tevoorschijn rond vier tot vier-en-een-halve maand in de zwangerschap. De zwangere vrouw zegt dan ook dat de baby is begonnen met schoppen.

ATNR1Wanneer de baby zijn hoofdje draait zullen de ledematen aan de kant waarheen het hoofd draait zich gaan strekken en aan de andere kant zich gaan buigen. Het is vooral goed zichtbaar bij de arm en hand. Deze reflex is het allereerste begin van de hand-oogcoördinatie; wanneer de baby naar zijn handje kijkt en dan zijn hoofdje draait gaat de arm zich strekken en de ogen volgen het handje. Op deze manier leert het kindje de ogen op een verdere afstand te focussen. Deze reflex zou op zijn laatst rond 6 maanden na de geboorte geïnhibeerd moeten zijn.

ATNR2Wanneer deze reflex na 6 maanden nog aanwezig is zal het kind moeite hebben met het stabiliseren van de eenzijdigheid van handen, oren en ogen (geen voorkeur ontwikkelen voor links- of rechtszijdigheid). Geen oogdominantie op verre en nabije afstand zal een grote factor zijn in de leesmoeilijkheden, schrijfmoeilijkheden en spellingmoeilijkheden. Ook bij kinderen met schrijfproblemen is deze reflex vaak nog steeds aanwezig. Wanneer men deze kinderen vraagt om een woord mondeling te spellen kunnen zij dit prima, maar vraagt men ze om hetzelfde woord op te schrijven, dan lukt hen dat niet. Want telkens wanneer het hoofd draait om te kijken naar de hand die gaat schrijven, wil die arm zich gaan strekken en wil de hand wil zich gaan openen. Hierdoor wordt de pen op een krampachtige en onvolwassen manier vastgehouden. Deze kinderen zijn dan zo bezig met de mechaniek van het schrijven dat ze daardoor de informatie van hun oren en ogen niet op papier kunnen krijgen. Het heeft niets te maken met intelligentie. Deze kinderen raken erg gefrustreerd, omdat ze weten dat ze dit zouden moeten kunnen.

TLR – Tonische Labyrint Reflex

TLR – Tonische Labyrint Reflex

De tonische labyrint reflexen bestaan uit een voorwaartse reflex en een achterwaartse reflex. De voorwaartse reflex komt tevoorschijn in de baarmoeder, wanneer het hoofdje door de baarmoederwand naar voren wordt geduwd. Doordat de baby zich dan in de foetushouding trekt, kan de baby optimaal groeien. Rond 4 maanden na de geboorte moet deze reflex onder controle zijn gebracht van een hoger deel van de hersenen. Het kind moet dan in buikligging enige tijd het hoofdje omhoog kunnen houden.

TLR1De achterwaartse reflex komt tevoorschijn wanneer de baby geboren gaat worden en het hoofdje de spildraai naar achteren moet maken, waardoor de armen en benen zich strekken en het kindje dus geboren kan worden. Deze reflex zal langzaam onder controle gebracht worden, terwijl tegelijkertijd de Symmetrische Tonische Nekreflex en de posturale reflexen zich gaan ontwikkelen. De TLR helpt ons dus letterlijk te ontvouwen na de geboorte en daarmee wordt dan ook het evenwicht, de spierspanning en de lichaamswaarneming ontwikkeld. Rond 3-4 maanden zal de hoofdcontrole zich gaan ontwikkelen, en daarmee ook de hoofdrechtingreacties.

Wanneer deze reflexen niet op de juiste tijd worden geremd, zullen zij telkens het evenwicht uit balans brengen, en daarmee ook alle interacties met de andere zintuiglijke systemen. Het kind dat nog een tonische labyrint reflex heeft zal bij het lopen geen goede balans vinden, omdat bij elke voorwaartse of achterwaartse beweging van het hoofd de spiertonus verandert en zo het kind uit evenwicht brengt. Het kind heeft geen vast referentiepunt in de ruimte, waardoor het moeilijk is om afstand, ruimte, snelheid of diepte te schatten. Hierdoor zal het ook lastig zijn om links van rechts of voor van achter te onderscheiden.

TLR2De hoofdrechtingreacties zullen niet goed tot ontwikkeling kunnen komen en daardoor zullen de oogbewegingen worden gestoord. Als één segment van het systeem niet goed werkt zal het ook andere systemen storen. Zo zullen de ogen niet goed kunnen functioneren als het evenwicht niet goed functioneert en omgekeerd. Het kind zal dit als normaal ervaren omdat het niet anders weet. Heeft het kind de voorwaartse reflex nog, dan zal hij tijdens lang rechtop staan, wat ineen zakken en met gebogen schouders staan. Dit kind heeft dus te weinig spierspanning. Heeft het kind de achterwaartse reflex, dan zal hij in rechtopstaande houding eerder op zijn tenen gaan staan, en houterig of schokkerig bewegen.

Kinderen waarbij of de voorwaartse of de achterwaartse reflex nog aanwezig is, zijn vaak niet erg sportief, omdat zij onbewust weten dat hun evenwicht niet goed is. Deze kinderen gaan graag op de vloer liggen of gaan snel zitten tijdens winkelen. Zij hebben vaak ruimtelijke en visuele problemen en hebben moeite met het aanleren en onthouden van logische volgorden (bijvoorbeeld: de dagen van de week, de tafels, moeite met het leren klokkijken, het kunnen organiseren van de dagelijkse taken).

STNR – Symmetrische Tonische Nekreflex

STNR – Symmetrische Tonische Nekreflex

Eén van de transitionele reflexen die men bij kinderen met leer of gedragsstoornissen ziet is de Symmetrische Tonische Nekreflex (STNR). Deze reflex komt tevoorschijn rond 6-8 maanden na de geboorte en moet geïnhibeerd zijn rond 10 maanden na de geboorte.

STNR1STNR2STNR3

De reflex zorgt ervoor dat de baby op handen en voeten omhoog komt om te gaan kruipen. Voordat de baby gaat kruipen ziet men hem zitten in de “kat” positie: armen gestrekt en billen rustend op de onderbenen. Wanneer het kind zijn hoofdje omlaag beweegt buigen de armen tot het hoofd op de grond rust en de billen komen de lucht in. Wanneer het hoofdje opgetild wordt strekken de armen zich en zakken de billen weer op de benen. Deze reflex verdeelt het lichaam in een bovenste en onderste helft die tegengesteld werken: wanneer de bovenste helft gestrekt is kan de onderste helft zich buigen en omgekeerd. Dit is het moment waarop het kind leert zijn ogen te focussen van veraf naar dichtbij en omgekeerd. Schoolkinderen bij wie deze Symmetrische Tonische Nekreflex nog steeds aanwezig is, zullen de volgende problemen ondervinden:
• Zij zitten vaak op één of beide benen tijdens het werken om zo én hun armen én hun benen gebogen te houden;
• Ze “hangen” in hun stoel: benen gestrekt zodat de armen gebogen kunnen worden.
• Vaak hebben ze moeite met het overschrijven van het schoolbord in hun schrift, omdat het focussen van de ogen van veraf naar dichtbij en terug veel te langzaam gaat.

Deze kinderen liggen vaak met hun hoofd bijna op de tafel wanneer ze aan het werk zijn. Ook zijn dit vaak de klassiek onhandige kinderen; ze lopen overal tegenop, stoten van alles omver en struikelen nog over hun eigen voeten. Als deze kinderen de Symmetrische Tonische Nekreflex hebben en ook nog eens die in de arm (de Asymmetrische Tonische Nekreflex) dan wordt de concentratie erg verzwakt. Ze moeten dan proberen om én rechtop te zitten én om een arm en hand te gebruiken die niet mee wil werken.

SGR – Spinale Galantreflex

SGR – Spinale Galantreflex

Wanneer een pasgeboren kindje op zijn buik op de onderarm wordt gelegd en er met de achterkant van een potlood aan één kant van de ruggengraat een lijntje omlaag wordt getrokken, zal het heupje aan die kant ongeveer 45 graden naar buiten bewegen. Doe je dit aan de andere kant van de ruggengraat dan zal ook dat heupje ongeveer 45 graden naar buiten bewegen. Zou je het nu aan twee kanten tegelijk doen, dan gaat het kindje plassen. Deze reflex komt tevoorschijn rond de twintigste week van de zwangerschap. Bij de geboorte is deze volledig actief en tussen de 3 en 9 maanden na de geboorte moet deze reflex geïnhibeerd worden en dus onder controle komen van een hoger deel van de hersenen. Het doel van deze reflex is het kindje te helpen om geboren te worden, want wanneer het kindje in het geboortekanaal zit en de weeën de rug stimuleren, zullen de heupen zich bewegen en het kindje helpt zichzelf dus mee naar buiten te werken. Wanneer deze reflex niet op de juiste tijd geremd wordt, zal elke aanraking van de rug (door de stoelleuning, de broekriem) resulteren in een beweging van de heupen. Hierdoor lijkt het alsof het kind dus niet stil kan zitten en steeds moet bewegen. Dit gaat dan ten koste van de concentratie en het korte geheugen, omdat deze constante irritatie altijd wedijvert om de aandacht. Een aanwijzing dat deze reflex aanwezig zou kunnen zijn, is wanneer het kind boven de leeftijd van 5 jaar nog regelmatig bedplast. Want zodra de lendenen aan beide kanten tegelijk licht worden aangeraakt (door bijvoorbeeld het beddengoed of het elastiek van de pyjama) kan het kind gaan bedplassen. Dit is overigens niet de enige reden waarom een kind bedplast. Wanneer de Spinale Galantreflex nog aan één kant actief blijft, kan dit de lichaamshouding, het lopen en elke andere vorm van bewegen kunnen beïnvloeden. Het kan lijken alsof het kind licht mank loopt. Ook kan het bijdragen aan scoliose (scheve rug groei) Hierdoor zal verder in het leven de soepelheid van het lichaam en de fysieke activiteiten, zoals sport, beïnvloed worden.

Hoofdrechtingsreflex

Hoofdrechtingsreflex

Het Hoofdrechtingsreflex is een posturaal reflex dat aanwezig moet zijn en blijven vanaf 3 tot 4 maanden na de geboorte.

hoofdrechtingsreflexDeze reflex zorgt ervoor dat wanneer het lichaam van positie verandert, het hoofd automatisch in de verticale stand blijft staan. Alleen wanneer dit zo is kunnen de ogen zich goed focussen omdat het beeld dan stil blijft staan. Hierdoor wordt de concentratie beter en doordoor ook het geheugen. Wanneer deze reflex afwezig blijft, zal het kind moeite hebben zijn ogen op hetzelfde punt en dezelfde afstand te focussen. Hierdoor zal de leesvaardigheid worden beïnvloed. Ook heeft het kind dan moeite met de balans, omdat de wereld om hem heen lijkt te draaien.

Bron: J.M. Beelen — www.stimuleringontwikkeling.nl